Ontwerponderzoek
Ontwerponderzoek dient ter ontwikkeling van een leerplanonderdeel en de bijbehorende didactiek.
Het gaat meestal om kleinschalig, beschrijvend en evaluerend onderzoek, waarbij geen vergaande
generalisatie nagestreefd wordt. Het begint met een beschrijving van de startsituatie en de bepaling
van de gewenste leerdoelen. Dan wordt het betreffende leerplanonderdeel ontworpen of verder
ontwikkeld, veelal in de vorm van een leeromgeving en lessenplan, onderwijsmaterialen en/of
werkvormen. Dit gebeurt meestal op kleine schaal, gekoppeld aan één of meer rondes van
uitproberen en evaluatie. Evalueren wil zeggen: vergelijken tussen de bestaande en de gewenste
situatie. Uit die vergelijking volgen conclusies en een oordeel over de waarde van de beproefde
aanpak.
Het nut van onderzoek bij deze manier van werken is dat men nagaat of de beproefde aanpak niet
alleen maar een verandering, maar juist een verbetering van het onderwijs oplevert. Het onderzoek
geeft zicht op concrete verbeterpunten en vormt de basis voor bijstellingen. Het zet aan tot kritische
beschouwing van de onderwijspraktijk op grond van feitelijke gegevens, die voor alle betrokkenen
navolgbaar zijn. Dit maakt een heldere discussie en besluitvorming mogelijk over de nagestreefde
leerdoelen en de daartoe ingezette middelen. Ontwerponderzoek is dan ook team work op het
niveau van klas en sectie.
Leraren die ontwerponderzoek doen pendelen in opeenvolgende rondes heen en weer tussen doen
en denken, tussen onderzoek en handelen, tussen distantie en engagement. Deze gedachte is
oorspronkelijk door de Australiërs Kemmis & McTaggart vorm gegeven als de “action research spiral”.
Deze heb ik uitgebreid met de verschillende fasen in ontwerponderzoek.
Bij het doorlopen van deze spiraal is het zinvol om van tijd tot tijd pas op de plaats te maken.
Hiervoor dienen de door mij opgestelde Aandachtspunten voor zelfbeoordeling, uitgesplitst voor
de handelings- en onderzoekscomponent van praktijkgericht onderzoek.